Begroting 2021

Bijlagen

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Risicobeschrijvingen - Top 10

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

1

R100

23,6%

BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand

€ 0

€ 2.000.000

40%

In 2015 tot en met 2019 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is voor de jaren tot 2019 gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling (2015-2018). Voor 2019 is geen vangnetregeling aangevraagd.

De landelijke vangnetregeling betreft een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het tekort afhankelijk van de hoogte van het landelijke BUIG-budget (macrobudget) gemaximaliseerd. Voor Hilversum geldt dat het tekort BUIG door de vangnetregeling niet hoger zal zijn dan rond de € 3 miljoen.

In de meerjarenraming gaan we uit van een tekort in 2020 van € 1 miljoen dat vanaf 2023 terugloopt naar € 0,7 miljoen. Hieruit blijkt dat de gemeente Hilversum op begrotingsbasis voor de jaren 2020 en verder niet in aanmerking zal komen voor de vangnetregeling.
In de begroting 2021 is het maximale risico ten aanzien van de BUIG € 2.000.000 (verschil tussen het begrote tekort en het gemaximaliseerde tekort). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk en de regionale arbeidsmarktanalyses van het UWV.

Op basis van de resultaten 2019 en begin 2020 waren we hierin succesvol, echter de instroom is als gevolg van de Coronacrisis aanzienlijk gestegen. Daarnaast bestaat het risico dat het macrobudget in ons nadeel wordt aangepast. Vooralsnog is het onduidelijk hoe macrobudget zich voor de gemeente Hilversum zal ontwikkelingen.

Door de stijgende lasten en onzekere inkomsten bestaat het risico dat de begroting onvoldoende middelen biedt voor de uitvoering van de BUIG. Wij schatten in dat dit risico structureel is en de kans van voordoen op 40%.

2

R99

14,7%

Meer gebruik van voorzieningen WMO

€ 250.000

€ 750.000

50%

De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:

Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
Met de invoering van een gemaximaliseerde eigen bijdrage – onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen – via het zogeheten "abonnementstarief" heeft het Rijk het doel gehad stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Als gevolg van deze (voor veel mensen) verlaging van de eigen bijdrage hebben zich in 2019 meer mensen bij het Sociaal Plein gemeld, waardoor de afhandelings- en zorgkosten zijn gestegen. Vooralsnog is het onduidelijk of de (zorg)kosten als gevolg van het abonnementstarief ook in de komende jaren verder zullen stijgen.
Het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ en ook de “Agenda WMO-welzijn in de wijk 2019-2021” veronderstellen o.a. dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen (basisvoorziening begeleiding). De kans bestaat dat deze verschuiving zich later of anders voordoet dan nu verondersteld.

Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.

3

R98

10,9%

Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg

€ 0

€ 750.000

50%

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:

Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van onafhankelijke landelijke indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
Afgelopen periode zijn de kosten binnen de jeugdwet jaarlijks gestegen. Wij hebben geen aanwijzingen dat deze trend zich niet voortzet. Het Rijk heeft de gemeenten tot en met 2021 weliswaar extra middelen ter beschikking gesteld, maar nog niet voor de jaren erna. Daarvoor onderzoekt het Rijk eerst of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben.

In de nota “Visie & Agenda Jeugdhulp 2019-2020” hebben wij aangegeven het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve sfeer. Juist door preventieve zorg beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven.

4

R103

10,2%

Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU)

€ 0

€ 1.400.000

25%

De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”, het 'accres' genaamd. Meer Rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder Rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.

Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.). Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld: het inwonertal van Hilversum groeit wat een gunstige uitwerking heeft op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
De Algemene uitkering bestaat voor een bedrag van € 22,2 miljoen uit Integratie- en Decentralisatie uitkeringen. Het overige bedrag van € 142,6 miljoen is te beschouwen als het klassieke deel van de algemene uitkering. Een afwijking van 1% is € 1,4 miljoen.

  • Bevriezing accres 2020 en 2021

Tijdens de Coronacrisis hebben Rijk en VNG  afgesproken om de ontwikkeling van het gemeentefonds voor de jaren 2020 en 2021 te bevriezen per de stand van de meicirculaire 2020. Op deze manier kunnen de schommelingen in deze onzekere tijden enigszins worden gedempt. Een risico met betrekking tot schommelingen in de algemene uitkering voor wat betreft het accres gedeelte is zodoende voor 2021 niet aan de orde, maar een schommeling op basis van de verdeelmaatstaven blijft wel mogelijk.

  • Herijking verdeling gemeentefonds

De minister van Binnenlandse zaken heeft op 26 februari 2020 een brief naar de Tweede Kamer verzonden waarin wordt medegedeeld dat de ingangsdatum van de nieuwe verdeling van het gemeentefonds met een jaar zal worden uitgesteld tot 1 januari 2022. Dit omdat de geplande herverdeling voor twee op de drie gemeenten nadelig zou uitpakken. De Minister van Binnenlandse Zaken laat aanvullend onderzoek doen waarvan de uitkomsten in het najaar van 2020 bekend moeten zijn.

De financiële gevolgen voor de jaren 2022 en verder zijn afhankelijk van de uitkomsten van de herijking van het gemeentefonds en kunnen voordelige en nadelige effecten met zich meebrengen. Op dit moment is daar geen inschatting van te maken.

5

R206

9,7%

Tegenvallende ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico)

€ 10.500

€ 875.000

55%

Losse risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen.

6

R205

8,8%

Verbonden partijen (geconsolideerd risico)

€ 7.000

€ 540.000

80%

De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente erg moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake de (on)toereikendheid van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij.

Alhoewel de kans van optreden van de meeste van deze risico’s in het huidige risicoprofiel klein wordt ingeschat (10-30%), is er met in totaal zeven gekwantificeerde risico’s wel degelijk een grote kans dat in deze categorie een risico zal optreden. Zodoende komt de kans van het geconsolideerde risico van Verbonden Partijen relatief hoog uit (80%).

7

R204

7,3%

Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (geconsolideerd risico)

€ 10.000

€ 445.000

80%

In een begroting kunnen taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten geformuleerd worden. Met betrekking tot programmabegroting 2021 zijn er twee risico’s geïdentificeerd als gevolg van in de begroting opgenomen taakstellingen.

8

R106

4,6%

Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting)

€ 0

€ 312.500

50%

Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken.

Met de belastingdienst heeft een overleg plaatsgevonden over de methode waarop de fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 is vastgesteld. Het doel van dit overleg is geweest om (open en transparant) de fiscale uitgangspunten van de waardering van de fiscale openingsbalans per 01-01-2016 met de belastingdienst af te stemmen. De afspraken zijn opgenomen in een zogenaamde vaststellingsovereenkomst waardoor geen verschil van fiscaal inzicht kan ontstaan. Daardoor wordt een wijziging van de belastingpositie (en de te betalen VPB) uitgesloten.

  • Reclame-inkomsten

Er blijft echter een risico dat de gemeente door een andere interpretatie van de wetgeving (m.u.v. wat in de vaststellingsovereenkomst is geregeld) door de belastingdienst geconfronteerd kan worden met extra VPB-heffingen. Dit geldt met name voor de (privaatrechtelijke) reclame-inkomsten omdat de belastingdienst over dit onderwerp een procedure is gestart. Deze procedure draait om de basisvraag of de openbare ruimte (van waaruit deze betreffende reclame-inkomsten worden gegenereerd) op zichzelf als ondernemingsactiviteit kan worden geclassificeerd. Omdat deze vraag eerder niet aan de orde is geweest - pas sinds 01-01-2016 is er sprake van het moeten afdragen van VPB door gemeenten - zal er een precedentwerking uitgaan van de uitspraak in deze procedure, met gevolgen voor alle Nederlandse gemeenten. De verwachting is zodoende dat het pas op het hoogste juridische niveau, de Hoge Raad, uiteindelijk beslecht zal worden. We schatten in dat de definitieve uitspraak in deze zaak er medio 2022 zal zijn.

Mocht het zo zijn dat de belastingdienst in het gelijk wordt gesteld, dan kan er maximaal 5 jaar VPB over de reclame-inkomsten worden teruggevorderd.

  • Vanaf 2016 zijn de reclame-inkomsten stabiel geweest. Jaarlijks is de fiscale winst geraamd op € 250.000.
  • Maal 25% VPB = € 62.500 het bedrag dat per jaar aan VPB betaald zou moeten worden.
  • Als het inderdaad tot een terugvordering over 5 jaar zou komen, zou er in totaal € 312.500 aan VPB moeten worden betaald.

In dit stadium zijn er nog geen aanwijzingen dat de uitspraak uiteindelijk in het voor- of nadeel van de gemeente zal uitpakken. Zodoende wordt de kans op het moeten betalen van 5 jaar achterstallige VPB - afhankelijk en in afwachting van de definitieve juridische uitspraak - op 50% ingeschat.

9

R202

3,2%

Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 5.500.000

3%

In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. De borgstelling ten behoeve van GEM Crailo is hier echter niet in opgenomen omdat er een apart geconsolideerd risico voor GEM Crailo zaken is aangemaakt (R203). De kans inschattingen van de hier opgenomen risico’s zijn allemaal erg laag, maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 1.500.000 à € 5.500.000).

De kans dat één van deze onderliggende risico's zou optreden is bijzonder klein. De kans dat er méér dan één van deze onderliggende risico's gelijktijdig zouden optreden, is nog veel kleiner. De kans van optreden voor dit geconsolideerde risico's is zodoende ingeschat op 3% met een maximale bandbreedte gelijk aan het hoogste individuele risicogevolg van de opgenomen risico's (€ 5.500.000).

10

R197

2,4%

Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit

€ 80.000

€ 250.000

25%

Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Zo is het straks bijvoorbeeld makkelijker is om bouwprojecten te starten. De invoering van de Omgevingswet is een majeure operatie voor de gemeente Hilversum. De nieuwe Omgevingswet betekent dat vanaf 01-01-2022 vergunningsaanvragen op basis van nieuwe processen en cultuur binnen 8 weken afgehandeld worden (i.p.v. sommige vergunningen nu die een behandelingstermijn van bijv. 26 weken hebben). Voor de cultuur betekent dit vooraf oplossingsgericht adviseren i.p.v. achteraf toetsend. Dus een proactieve houding aansluitend bij de 2-benige organisatie. Voorbereidingen zoals het trainen van persoonlijke vaardigheden i.v.m. cultuurverandering, kennisoverdracht (cognitief) en bewustwording van de impact van de nieuwe Omgevingswet worden getroffen.

De nieuwe Omgevingswet brengt de volgende risico's met zich mee:

  • De invoering van de Omgevingswet wordt nog een keer uitgesteld, dus tot na 01-01-2022. Dit risico is zeer klein aangezien de invoering al een keer is uitgesteld.
  • Tijdige aansluiting op digitale stelsel. Dit risico is ook zeer klein aangezien er al afspraken met de leverancier zijn gemaakt inzake de stamkoppeling en voor de andere koppelingen zijn afspraken gepland.
  • Onduidelijkheid verplichte overdracht taken omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek zoals bijv. milieu toezicht. Dit zou ertoe kunnen leiden dat medewerkers naar een andere organisatie gaan of andere werkzaamheden krijgen. Risico wordt klein ingeschat.
  • Extra inhuur medewerkers dan wel medewerkers met andere vaardigheden. Dit is een reëel risico. In de kwantificering is bij het maximumbedrag uitgegaan van 2 medewerkers à € 200.000 totaal.
  • Proces omgevingsvisie duurt langer en wordt duurder door bijv. extra participatierondes of extra onderzoeken. Voor dit risico zijn out of pocket kosten van max € 50.000 opgenomen.

Risicobeschrijvingen - Overige

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

11

R101

1,5%

Afschatting bij verscherpte herkeuring WIA gemeentelijke (ex)medewerkers

€ 0

€ 1.000.000

5%

In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.

Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims binnen zullen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.000.000. We schatten de kans op 5%.

12

R97

1,5%

Extra uitgaven t.b.v. het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs

€ 0

€ 500.000

10%

Voor de sturing op de financiën en risico’s van onderwijshuisvesting wordt gewerkt met een investeringsplafond en een egalisatiekrediet (voorheen de gesloten box). Deze systematiek biedt de mogelijkheid om voorzieningen in de onderwijshuisvesting boven dit investeringsplafond af te wijzen en risico’s op te vangen met eerdere overschotten uit het egalisatiekrediet. Daarmee zijn maatregelen genomen om binnen het investeringskrediet te blijven.

In mei 2020 heeft de gemeenteraad het door gemeente en schoolbesturen opgesteld integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs vastgesteld. Het IHP is opgesteld voor een periode van 16 jaar. In die periode kan van alles gebeuren, wat nu nog niet wordt voorzien. Onzekerheden zijn groei en krimp van scholen in het algemeen en specifiek de wetswijziging rond uren bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er risico’s zoals bijvoorbeeld asbestsanering, complexe inpassing van nieuwe schoolgebouwen door gebrek aan ruimte (bijvoorbeeld door combineren school en woningen/kantoren), gewijzigd onderwijsbeleid, grondaankoop en extra tijdelijke huisvesting als gevolg van vertraging.

Het grootste risico betreft de marktomstandigheden in de bouw. De afgelopen jaren is er sprake van een ongunstige markt voor opdrachtgevers. De effecten hiervan zijn meegenomen in de raming van de projecten in het IHP. De effecten van Covid-19 en de daarbij behorende economische teruggang zijn op dit moment nog niet in te schatten.

In het IHP staan per opgave verschillende oplossingsrichtingen beschreven. Financieel is gekozen voor de minimale variant, wat het totaal is van alle goedkoopste oplossingen per school. Dit zijn oplossingen op hoofdlijnen. Wanneer de uitvoering start, wordt onderzocht wat op dat moment de beste oplossing is. Het kan voorkomen dat toch de duurste oplossing de best uitvoerbare oplossing is. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen.

Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 500.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van de helft van het investeringsrisico tussen de duurste en de goedkoopste oplossingen. We schatten de kans in op 10%.

13

R94

<1%

Compensatie voor BTW Sportvrijstelling

€ 0

€ 53.000

50%

Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2019 door een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie de BTW op kosten die zij maken voor de sportaccommodaties niet meer bij de fiscus vorderen. Daarom geeft het Rijk de gemeente voor dit verlies een compensatie volgens de specifieke uitkering stimulering sport (SPUK). De gemeente kan in het kader van deze SPUK-regeling een aanvraag indienen bij het Rijk voor de ontstane BTW nadelen. De regeling is geldig voor de periode van 5 jaar (2019 t/m 2023). Er is een macro economisch plafond van € 152 miljoen voor de dekking van deze subsidie. Op het moment dat dit plafond wordt bereikt, worden alle ingediende aanvragen met eenzelfde percentage gekort. Indiening 2020 heeft geresulteerd in een beschikking waarbij 20,3% van de subsidie aanvraag niet wordt gehonoreerd.

Wij gaan ervan uit dat ook in 2021 de aanvragen boven het uitkeringsplafond zullen uitkomen waardoor wederom een deel van de aanvraag niet gehonoreerd zal worden met een percentage. In de begroting 2021 is een bedrag opgenomen van €281.000, waarbij is uitgegaan van een lagere uitkering t.o.v. de aanvraag met de korting van het jaar 2020 (20%). De kans bestaat echter dat het plafond verder wordt overschreden dan in 2020 het geval was. Het percentage waarmee de uitkering mogelijk extra verminderd wordt, schatten we op 15% en de kans dat dit risico optreedt op 50%. Dat zou kunnen resulteren in minder opbrengsten van maximaal € 53.000 dan begroot.

14

R96

<1%

Niet subsidiabele kosten project Sanering Railverkeer Lawaai

€ 0

€ 110.000

20%

Voor het project Sanering Railverkeer Lawaai is in 2003 de eerste aanvraag gedaan voor een subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Aangezien het project voor 100% gesubsidieerd wordt, zijn de beschikkingen in de afgelopen jaren steeds aangepast aan de uitgaven en zijn voorschotten ontvangen voor de voorbereidings- en uitvoeringskosten.

De uitvoeringswerkzaamheden waren begin 2019 afgerond, zodat in februari 2019 aan het ministerie verzocht is de subsidie te wijzigen tot de hoogte van de gemaakte kosten.

Eind november 2019 zijn de wijzigingsbesluiten van de subsidie van het ministerie ontvangen. De beschikking voor de voorbereidingskosten is conform, maar bij de beschikking van de uitvoeringskosten is de actuele stand van zaken dat een tweetal facturen door het ministerie wordt betwist. Er zijn nog geen nieuwe feiten bekend ten tijde van opstellen programmabegroting 2021.

15

R201

<0,5%

Herfinanciering deel bestaande leningenportefeuille tegen hogere rente dan begroot

€ 0

€ 116.000

5%

De leningenportefeuille van de gemeente Hilversum is zo samengesteld dat het risico van renteschommelingen zoveel mogelijk wordt beperkt en ruim binnen de wettelijke norm blijft (zie ook de paragraaf Financiering). Om dit te bereiken zijn de leningsvoorwaarden zo gekozen dat:

  • de rente van vrijwel alle leningen gedurende de gehele looptijd vastligt, en
  • de aflossing van alle leningen gelijkmatig over de looptijd is gespreid (onder ander door lineaire aflossing) en daardoor de te herfinancieren bedragen een gelijkmatig patroon hebben.

Een rentestijging zou desondanks, ook bij een gelijkmatige herfinancieringsbehoefte, gevolgen kunnen hebben voor de begroting. Het gewogen gemiddelde rentepercentage van onze lening schuld per 1 januari 2021 is 2,14%. De huidige rentetarieven voor nieuwe langlopende leningen zijn op dit moment lager dan dit gewogen gemiddelde rentepercentage. Dit betekent dat de rentelasten van her te financieren leningen in 2021 lager uit zullen vallen dan de huidige lasten. Op basis van de renteontwikkeling schatten we in de begroting 2021 in dat langlopende financiering in 2021 kan worden aangetrokken tegen een rentetarief van 0,75% (uitgaande van een looptijd van 25 jaar).

Per procent dat de rente echter hoger uit zou vallen dan het geraamde rentetarief (voor 2021 is het geraamde tarief 0,75%), zou op jaarbasis de volgende meerkosten tot gevolg hebben op basis van de bestaande leningenportefeuille (eventuele nieuwe leningen vallen hier dus buiten):

  • 2021 € 116.000
  • 2022 € 238.000
  • 2023 € 331.000
  • 2024 € 416.000

De BNG Bank, onze huisbankier, en andere financiële instellingen voorzien dat: “De ECB zal de komende twaalf maanden een ruim monetair beleid voeren. De lange rentetarieven blijven daardoor op zeer lage niveaus.” Om die reden schatten we de kans op een onvoorziene rentestijging met maximaal 1% ten opzichte van de begroting 2021 zeer laag in.

16

R203

0,0%

GEM Crailo (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 450

10%

De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo op zich genomen. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. Naar mate de activiteiten van de GEM Crailo vorderen, kunnen verschillende risico's worden geïdentificeerd. Alle GEM Crailo gerelateerde risico's zullen in dit geconsolideerde risico worden opgenomen, om het overzicht op de risico's in deze te bevorderen.

Op dit moment zijn de gronden en opstallen in het plangebied nog in eigendom van de gemeenten. Om die reden zijn de risico's inzake GEM Crailo momenteel nog minimaal.

Risicobeschrijvingen - Geconsolideerde risico’s

  1. R206 Tegenvallende ontwikkelingen Grex

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

5

R206

9,7%

Tegenvallende ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico)

€ 10.500

€ 875.000

55%

Losse risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen.

In R206 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R206

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R78

Later of niet opstarten van bouwprojecten.

€ 0

€ 0

0%

Het betreft het risico op later of niet opstarten van bouwprojecten. Als gevolg van Covid-19 kan het zijn dat projectontwikkelaars en/of aannemers/uitvoerders niet of vertraagd uitvoeren. Dit geeft met name een risico tot meer rentelasten (langere looptijd) over reeds gedane investeringen. Als gevolg van deze vertraging kan het zijn dat verkoop ook op een later moment plaatsvindt; met andere woorden uitgestelde verkoopopbrengsten.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat projectontwikkelaars, uitvoerders of (potentiële) kopers a.g.v. Covid-19 failliet gaan c.q. (tijdelijk) niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De kans hierop wordt op de korte termijn als nihil ingeschat.

In het geval van de GREX Crailo is afgesproken dat in het najaar 2020 de GREX wordt geactualiseerd.

b

R104

In één keer moeten afschrijven van investering sloop voormalig UWV pand

€ 0

€ 843.000

10%

De vernieuwing van het Stationsplein is in gang gezet met de sloop (2018) van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten zijn uitgekomen op € 843.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kan de gemeente Hilversum, als te zijner tijd een grondexploitatie (Grex) wordt geopend voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de Grex betrekken. Hiervoor geldt dat binnen 5 jaar (uiterlijk 2023) nadat de investering is geactiveerd, een Grex moet zijn geopend. Komt het niet binnen 5 jaar tot een Grex, dan dient de investering volgens de regels van het BBV in één keer te worden afgeschreven.

Op dit moment vindt er een onderzoek plaats naar de mogelijke financiële strategieën rondom het Stationsgebied, het starten van de vernieuwing van het Stationsgebied en het al dan niet openen van een Grex.

c

R190

Tegenvallende ontwikkelingen Grex - Anna's Hoeve Bouwplan

€ 0

€ 230.000

30%

Het betreft de verzameling van een veelheid aan risico's die de gemeente Hilversum loopt qua verkoop van de kavels tot aan het bouw- & woonrijp maken van de kavels. De risico's worden regulier geïnventariseerd en geactualiseerd.

Belangrijke risico's zijn niet verkrijgen omgevingsvergunning vanwege stikstof, eventuele beroepsprocedure en daarmee gepaard gaande vertraging tegen een omgevingsvergunning en het al dan niet verharden van de Anton Philipsweg.

d

R191

Tegenvallende ontwikkelingen Grex - Egelshoek

€ 0

€ 774.000

30%

Het risico op Egelshoek is breder dan alleen de risico's binnen de Grex Egelshoek dat slechts een deel van Egelshoek betreft.

Voor de Grex Egelshoek geldt dat 1 kavel nog niet is verkocht.

Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met een derde partij over verkoop van grond in bezit van de gemeente Hilversum binnen geheel Egelshoek (en niet alleen de Grex).

Vanwege de Covid-19 crisis zijn deze gesprekken tijdelijk geparkeerd. Het is de verwachting dat de gesprekken in het najaar weer worden opgepakt. Dan wordt helder welke opbrengsten op de verkoop van de grond binnen geheel Egelshoek (en dus ook de Grex) worden gerealiseerd.

  1. R205 Verbonden partijen

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

6

R205

8,8%

Verbonden partijen (geconsolideerd risico)

€ 7.000

€ 540.000

80%

De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente erg moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake de (on)toereikendheid van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij.

Alhoewel de kans van optreden van de meeste van deze risico’s in het huidige risicoprofiel klein wordt ingeschat (10-30%), is er met in totaal zeven gekwantificeerde risico’s wel degelijk een grote kans dat in deze categorie een risico zal optreden. Zodoende komt de kans van het geconsolideerde risico van Verbonden Partijen relatief hoog uit (80%).

In R205 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R205

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R172

Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek

€ 0

€ 50.000

10%

In de begroting 2020 noemt de OFGV o.a. de volgende risico's: werkelijke kostenontwikkeling kan hoger zijn dan de geraamde ontwikkeling, de kosten van verschuivingen in takenpakket kunnen niet geheel ten laste van veroorzakende deelnemer gebracht worden, efficiency-doelstellingen kunnen mogelijk niet gehaald worden doordat deelnemers zich niet aan de afspraken houden, het risico of de in de begroting 2020 opgenomen taakstelling a.g.v. het terugtrekken van taken door Lelystad gerealiseerd wordt, hogere kosten inhuur a.g.v. hoger werkelijk ziekteverzuim dan het geraamde ziekteverzuim.

De vrije beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt € 673.185 (begroting 2020). De benodigde weerstandscapaciteit komt uit op € 691.250 (begroting 2020). Dit betekent dat de beschikbare weerstandscapaciteit nagenoeg toereikend is voor de gesignaleerde risico’s.

b

R173

Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek - ontoereikende weerstandscapaciteit & het uittreden van gemeente Weesp per 1-1-2022

€ 0

€ 25.000

30%

Binnen de programmabegroting 2021 en meerjarenraming 2022-2024 Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek is de ratio weerstandscapaciteit berekend. Het risicoprofiel komt uit op € 1.606.000. De totale meerjarige weerstandscapaciteit is net niet voldoende. Het verschil tussen het bedrag van het weerstandsvermogen en het risicoprofiel bedraagt € 50.000.

Als toegelicht in de Zienswijzebrief 2020 (raadsvergadering 3 juni 2020) is de gemeente van mening dat de Veiligheidsregio haar risico’s te hoog inschat. Om die reden zal de gemeente geen bijstorting doen enkel ten behoeve van het op peil houden van het weerstandsvermogen van de Veiligheidsregio. Mocht er echter daadwerkelijk een financieel tekort ontstaan door het optreden van risico’s, dan zou een bijstorting door de gemeente mogelijk aan de orde kunnen zijn. Deze kans wordt echter klein ingeschat voor een maximumbedrag van €25.000.

Daarnaast is het een feit dat de gemeente Weesp uit de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek treedt per 1-1-2022. De Gemeente Weesp gaat naar de Veiligheidsregio Amsterdam. De onderhandelingen hierover zijn nog volop gaande. Uitgangspunt hierbij is dat de Veiligheidsregio Amsterdam de frictiekosten van de uittreding van de gemeente Weesp draagt en dat de bijdrage van de resterende gemeenten van Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek gelijk blijft.

c

R174

BNG Bank N.V.

€ 0

€ 150.000

50%

De Coronacrisis heeft vergaande gevolgen voor de financiële positie van de klanten van de BNG Bank en de BNG Bank zelf. Het is te verwachten dat de BNG Bank, net als andere banken zoals de ING, de Rabobank en de ABN AMRO, een hoger dan geraamde toevoeging zal doen aan de kredietvoorziening. Deze kredietvoorziening is ter dekking van verliezen op leningen die wellicht niet meer worden terugbetaald door de klanten van de BNG. Door deze extra toevoeging kan de winstgevendheid van de BNG Bank over 2020 onder druk komen te staan. In de programmabegroting 2021 van de gemeente Hilversum is een dividenduitkering van € 300.000 geraamd. Op basis hiervan wordt dit risico ten opzichte van de begroting voor 2021 als volgt gekwalificeerd: 50% kans op een lagere winst van de BNG Bank dan voorzien met een maximaal nadelig gevolg van € 150.000.

d

R175

Coöperatie Parkeerservice U.A.

€ 0

€ 50.000

10%

Door de gekozen rechtsvorm van Coöperatie met Uitgesloten Aansprakelijkheid is er geen verhaalsrecht op de leden voor de schulden en tekorten van de coöperatie. Hilversum betaalt de jaarlijkse bijdrage in 4 termijnen, dus bij een eventueel faillissement is Hilversum maximaal een kwart van de jaarlijkse bijdrage kwijt. De Coöperatie werkt aan de financiële continuïteit. Mede door de in 2018 ingezette transitie zijn risico’s beter afgedekt en worden kosten beter doorbelast aan de leden. Het financiële risico is daardoor beperkt.

e

R176

Vitens N.V.

€ 0

€ 0

0%

Vitens gaat dit jaar geen dividend uitkeren, dit betekent een nadeel van € 78.000. Dit nadeel is reeds verwerkt in de kadernota 2020 en wordt zodoende hier niet als risico opgenomen.

f

R177

Stichting Gooisch Natuurreservaat

€ 0

€ 0

0%

In de begroting 2021 van GNR zijn risico's benoemd waarop door de Stichting beheersmaatregelen zijn genomen. De vermelde risico's schatten we in als nihil als consequentie voor de gemeente.
De benoemde risico's en beheersmaatregelen zijn:

  • De stichting is eigenrisicodrager voor WW-uitkeringslasten en (langdurig) ziekteverzuim. Bij een aantal (langdurige) ziektegevallen tegelijk bestaat het risico dat werkzaamheden niet meer uitgevoerd worden, of moeten worden uitbesteed.
  • De projectuitvoering kent een aantal risico’s, te weten:
  1. Stel dat de Nationale Postcode Loterij in de toekomst besluit om het Goois Natuurreservaat niet meer als beneficiant aan te merken, dan zullen de ambities voor het realiseren van projecten in overeenstemming met de dan beschikbare middelen moeten worden bijgesteld.
  2. Eventuele overschrijdingen van kostenramingen bij projectuitvoering komen voor risico en rekening van de stichting. Voor de afdekking van dit risico houdt GNR een bestemmingsreserve aan.
  • Tijdens de subsidieperiode 2017-2022 ontvangt de stichting GNR jaarlijks een bedrag van circa € 485.000 en legt hierover verantwoording af. Wanneer de stichting onvoldoende voldoet aan de subsidieverplichtingen SNL, kan de subsidieverstrekker een deel van de subsidie terugvorderen.
  • De participanten mogen de door de stichting GNR betaalde omzetbelasting verrekenen, maar of dat ook lange tijd zo blijft is niet zeker. Dit is een mogelijk risico voor de participanten en daarmee indirect ook voor de stichting.

 Voor de uittreding van Amsterdam en de provincie Noord-Holland worden geen meerkosten verwacht.

g

R178

Regio Gooi en Vechtstreek

€ 0

€ 450.000

20%

De gemeenschappelijke regeling Regio Gooi en Vechtstreek (Regio GenV) heeft als doel vorm te geven aan de samenwerking met de regiogemeenten en de opgedragen taken doelmatig en doeltreffend uit te voeren.

Op basis van inwoneraantal is de gemeente Hilversum ongeveer 35% aansprakelijk voor de schulden bij opheffing en tekorten van de Regio GenV. In de begroting van de regio G&V worden de volgende risico’s benoemd:

  • Ontwikkeling verwerkingstarieven recycling componenten,
  • Arbeid gerelateerde kosten, waaronder ontwikkelingen van loon- en pensioenkosten
  • Ontwikkeling materiële kosten
  • Opgelegde boete voor een datalek
  • Vervangingsinvesteringen ICT
  • Leegstand Burgemeester de Bordes
  • Uitval van systemen (DLP)
  • Mogelijke aanvullende maatregelen controleplan of ISAE3402
  • Mogelijke fusie VR’s met gevolgen voor GGD
  • Verlies van arrestantenzorg
  • Vergoeding Afvalfonds

Het totaal het risicoprofiel van de Regio GenV ingeschat op € 1,3 miljoen (Hilversum € 450.000 (35%)). Hiertegenover staat een weerstandscapaciteit van € 1,5 miljoen. De ratio van deze grootheden van 1,2 wordt als voldoende gekwantificeerd.

De kans dat als gevolg van deze risico’s de gemeente Hilversum een aanvullende bijdrage dient te doen in de gemeenschappelijke regeling wordt als gevolg van dit ratio laag (20%) ingeschat.

h

R179

Werkvoorzieningsschap Tomingroep - reorganisatie nodig om toekomstbestendige organisatie te worden

€ 0

€ 400.000

25%

Het Werkvoorzieningsschap Tomingroep (Tomin) voert namens de deelnemende gemeenten taken uit in het kader van de ‘oude’ Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) die gericht zijn op het aanbieden van aangepast werk aan mensen met een arbeidsbeperking.

In de begroting van Tomin worden de volgende risico’s benoemd:

  • Onvoldoende resultaat door bijv. plotselinge omzet terugval (bedrijfsmatig) of overige bedrijfsrisico’s t.a.v. o.a. prijzen, voorraden, debiteuren, claims, etc., en daarbij tevens een onvoldoende eigen vermogen om de garantietoekenning te kunnen betalen.
  • Herstructurering van afdelingen en eventuele afwaardering van activa.
  • Sociaaleconomische ontwikkelingen of politieke besluiten die leiden tot verdere bezuinigingen op de rijkssubsidie dan nu voorzien in de begroting.
  • Andere landelijke ontwikkelingen en aanpassingen in de regelgeving met betrekking tot de sociale werkvoorziening.
  • Uitkomsten van Cao-onderhandelingen voor SW-medewerkers (al dan niet gecompenseerd in de SW-subsidie).
  • Politieke ontwikkelingen, wetswijzigingen, Europese richtlijnen en renteontwikkelingen
  • Verdere achteruitgang van de subsidieratio
  • Tijdigheid subsidiebetalingen door de deelnemende gemeenten
  • Eventuele (onverzekerde) aansprakelijkheidsrisico’s en juridische claims

Het eigen vermogen van Tomin wordt in relatie tot de genoemde risico’s als voldoende beoordeeld. Voor zover het eigen vermogen niet toereikend zouden zijn, komt een eventueel tekort uiteindelijk voor rekening van de deelnemende gemeenten.

De kans dat als gevolg van deze risico’s de gemeente Hilversum een aanvullende bijdrage dient te doen in de gemeenschappelijke regeling wordt laag (25%) ingeschat.

i

R182

Het failliet gaan van de Uitvaartstichting Hilversum

€ 0

€ 500.000

10%

Vanaf 1 juli 2016 is de Uitvaartstichting Hilversum (USH) verantwoordelijk voor de exploitatie van de gemeentelijke begraafplaatsen en het crematorium in Hilversum.
Het eigen vermogen van USH bedraagt eind 2019 -/- €510.665. Met de huidige vastgestelde meerjarenbegroting is de verwachting dat het eigen vermogen in 2023 weer positief zal zijn. Op basis van de ultimo 2019 aanwezige liquide middelen is het resultaat binnen het eigen vermogen van de stichting op te vangen en er is geen sprake van een liquiditeitstekort, waardoor de gemeente niet financieel hoeft bij te springen.

Echter, onvoorziene tegenvallende exploitatieresultaten kunnen een risico voor de gemeente Hilversum vormen aangezien de gemeente het eigen vermogen en/of liquiditeitspositie van USH moet versterken.

Doordat USH opereert in een tak van dienstverlening met een natuurlijke 'afdekking' van de Covid-19 crisis en voldoende liquide middelen op de balans heeft, wordt het risico laag ingeschat.

  1. R204 Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

7

R204

7,3%

Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (geconsolideerd risico)

€ 10.000

€ 445.000

80%

In een begroting kunnen taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten geformuleerd worden. Met betrekking tot programmabegroting 2021 zijn er twee risico’s geïdentificeerd als gevolg van in de begroting opgenomen taakstellingen.

In R204 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R204

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R184

Taakstellende bezuinigingen binnen het Sociaal Domein worden niet gehaald

€ 0

€ 1.800.000

20%

In de kadernota is een meerjarige bezuinigingstaakstelling geformuleerd, welke ten behoeve van de programmabegroting 2021 verder is uitgewerkt. In de programmabegroting 2021 en bijbehorende meerjarenraming is voor het sociaal domein een structurele bezuiniging van € 1,8 miljoen opgenomen. Als gevolg van recente informatie en daaruit blijkende nieuwe nadelen is hier een extra taakstelling aan toegevoegd vanaf 2022 oplopend tot € 1,2 miljoen structureel.

Voor 2021 resulteert dit in een bezuiniging van € 1,8 miljoen, welke als volgt is verdeeld onder de beleidsvelden binnen het sociaal domein:

  • Jeugd: € 0,4 miljoen) De bezuiniging betreft maatregelen die de uitgaven van een openeinderegeling dienen te beperken. Deze lasten zijn in het algemeen minder beheersbaar waardoor het risico op het niet behalen van de taakstelling hoger ligt, echter ten aanzien van jeugd is het risico al deels gewogen bij de risico’s Jeugd
  • WMO: € 0,7 miljoen) De bezuiniging betreft maatregelen die de uitgaven van een openeinderegeling dienen te beperken. Deze lasten zijn in het algemeen minder beheersbaar waardoor het risico op het niet behalen van de taakstelling hoger ligt, echter ten aanzien van WMO is het risico al deels gewogen bij de risico’s WMO
  • Minima: € 0,4 miljoen) De bezuiniging betreft maatregelen die de uitgaven van een openeindregeling dienen te beperken. Deze lasten zijn in het algemeen minder beheersbaar waardoor het risico op het niet behalen van de taakstelling hoger ligt. Ten aanzien van minima geldt daarnaast dat het uitvoering betreft van nieuw beleid en daardoor minder voorspelbaar.
  • Onderwijs: € 0,3 miljoen) De aard van de bezuiniging ten aanzien van het onderwijs betreft het in mindere mate een openeinderegeling, waardoor de lasten beter zijn te beheersen en het risico ten aanzien van het niet behalen van de taakstelling lager is.

Het risico van het niet behalen van de taakstelling ligt tussen nul en € 1,8 miljoen. Het additionele risico voor 2021 (zie ook WMO R99 en Jeugd R98) wordt echter laag ingeschat (20%).

Meerjarig wordt de taakstelling zoals genoemd verder uitgebreid met € 1,2 miljoen, welke in de kadernota 2021 verder zal worden ingevuld. Door de hogere taakstelling in de jaren na 2021 zullen de risico’s ten aanzien van het niet behalen van de taakstelling verder toenemen.

b

R185

Taakstellende opbrengsten (verkopen & huur) worden niet gehaald

€ 0

€ 250.000

90%

De begroting kent taakstellende opbrengsten zowel voor verkopen van vastgoed als ook voor huuropbrengsten.

Wat de verkoop van vastgoed betreft, wordt het risico op de korte termijn als nihil ingeschat. Wat 2021 e.v. betreft, is dat afhankelijk van de ontwikkelingen rondom en de afwikkeling van de Covid-19 crisis. Vooralsnog wordt het risico op het gehele bedrag (€ 250.000) voor 2021 ingeschat maar in de richting van het opstellen van de Jaarrekening 2020 zal meer inzicht zijn verkregen.

Voor de huuropbrengsten anders dan aan maatschappelijke organisaties (zie R48 van de Covid-19 2020 risico's, onderdeel van Financiële impactanalyses I en II Covid-19 risico's) wordt het risico als nihil ingeschat. Wel zullen de huurinkomsten dalen bij de verkoop van vastgoed; op dit moment vindt er een inventarisatie op strategisch vastgoed plaats met een bijbehorend tijdspad qua verkoop.

  1. R202 Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

9

R202

3,2%

Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 5.500.000

3%

In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. De borgstelling ten behoeve van GEM Crailo is hier echter niet in opgenomen omdat er een apart geconsolideerd risico voor GEM Crailo zaken is aangemaakt (R203). De kans inschattingen van de hier opgenomen risico’s zijn allemaal erg laag, maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 1.500.000 à € 5.500.000).

De kans dat één van deze onderliggende risico's zou optreden is bijzonder klein. De kans dat er méér dan één van deze onderliggende risico's gelijktijdig zouden optreden, is nog veel kleiner. De kans van optreden voor dit geconsolideerde risico's is zodoende ingeschat op 3% met een maximale bandbreedte gelijk aan het hoogste individuele risicogevolg van de opgenomen risico's (€ 5.500.000).

In R202 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R202

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R91

Uitkering t.b.v. gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw

€ 0

€ 4.500.000

1%

Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt voor rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk de tertiaire achtervang voor de leningen.

Per ultimo 2019 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 449,3 miljoen. Als de gemeente wordt aangesproken moet zij renteloze leningen verstrekken aan het WSW. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de gemeente. De kans dat aanspraak wordt gemaakt op de gemeentelijke achtervang is zeer gering, maar kan invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal moeten financieren met een langlopende lening waar rente over moet worden betaald. Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.

Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 4,5 miljoen. De kans dat we aangesproken worden schatten we op 1%.

b

R92

Aanspraak op gemeentelijke borging geldleningen

€ 0

€ 2.200.000

5%

Per ultimo 2019 is het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen € 2,2 miljoen (exclusief de borging voor stichting Tergooi). Het gaat hierbij om een borgstelling voor een woningbouwlening (circa € 0,6 miljoen) maar ook om borging voor andere leningen zoals; de bibliotheek, een kinderdagverblijf, sportverenigingen, poppodium de Vorstin en het Sportinvesteringsfonds Hilversum. Het risicobedrag is daarmee tevens € 2,2 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.

c

R93

Aanspraak op garanties woninghypotheken

€ 0

€ 1.500.000

1%

Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2019 uit op € 1,5 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we ervan uit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.

d

R95

Aanspraak op borgstelling BNG lening Tergooi Ziekenhuizen

€ 0

€ 5.500.000

1,01%

Op 26 november 2019 heeft het College het definitieve besluit genomen om borg te staan voor een bedrag van € 10 miljoen en eind 2019 is deze borgstelling voor een periode van 30 jaar ook geëffectueerd.

Het consortium van banken en Waarborgfonds voor de Zorgsector als financiers hebben hun bestaande zekerheden (hypotheek op onroerend goed) gedeeld met de Gemeente Hilversum als onderpand voor de borgstelling. Onderpand in de vorm van hypotheek als ‘normale’ zekerheidstelling, die in dit geval gelijk is aan de zekerheid van de private investeerders, is daarmee marktconform. Of en in welke mate de hypothecaire zekerheden de borgstelling afdekt, is moeilijk in te schatten. Het onroerend goed heeft waarde als ziekenhuis, maar welke waarde het heeft bij faillissement weten we niet. Door de marktconformiteit in zekerheden achtten wij het niet nodig om een voorziening in te stellen, maar volstaat het om het risico op te nemen in de paragraaf Risicobeheersing en Weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening.

Om de door de gemeente gemaakte kosten te dekken is een rentevergoeding (met een risico-opslag) in rekening gebracht. Met het ziekenhuis Tergooi is hiervoor een borgstellingsovereenkomst afgesloten.

De gemeente heeft in geval van faillissement een gedeelde hypotheek op het onroerend goed als zekerheid. Als de waarde van de zekerheid lager is dan de verleende garantie dan is een verlies voor de gemeente Hilversum aan de orde. Voor nu schatten wij als volgt in: waarde gedeelde zekerheid van € 6 miljoen -/- bedrag verleende garantie € 11.500.000 (bedrag lening inclusief inschatting boete en bijkomende kosten) = € 5,5 miljoen. De kans dat dit zich voordoet schatten we echter heel klein in (1,01%).

e

R107

Partijen voldoen niet aan betalingsverplichtingen van rechtstreekse geldleningen (bijv. particulier stimulering duurzaamheid, Nationaal restauratiefonds)

€ 0

€ 3.900.000

10%

De gemeente Hilversum heeft ook een aantal uitstaande leningen. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 3,4 miljoen per 31 december 2019. In 2020 is een bedrag van € 0,5 miljoen uitgezet bij het restauratiefonds op basis van extra aanvragen bij het restauratiefonds. Het totaalbedrag bestaat grotendeels uit leningen die via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting zijn verstrekt in het kader van stimuleringsregelingen voor particuliere woningverbetering en duurzaamheid. Daarnaast zijn leningen verstrekt via het Nationaal Restauratiefonds en aan het Pinetum Blijdenstein. Het risicobedrag van de rechtstreekse leningen schatten we op afgerond € 3,9 miljoen. De kans schatten we op 10%.

  1. R203 GEM Crailo

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

16

R203

0,0%

GEM Crailo (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 450

10%

De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo op zich genomen. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. Naar mate de activiteiten van de GEM Crailo vorderen, kunnen verschillende risico's worden geïdentificeerd. Alle GEM Crailo gerelateerde risico's zullen in dit geconsolideerde risico worden opgenomen, om het overzicht op de risico's in deze te bevorderen.

Op dit moment zijn de gronden en opstallen in het plangebied nog in eigendom van de gemeenten. Om die reden zijn de risico's inzake GEM Crailo momenteel nog minimaal.

In R203 zijn de volgende risico’s opgenomen:

R203

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

a

R105

Aanspraak borgstellingen GEM Crailo BV

€ 0

€ 9.000.000

0%

De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo met een waarde van grofweg € 82 miljoen op zich genomen met een winstgevend resultaat. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. De gemeente Hilversum is voor 45% aandeelhouder in deze uitvoerende GEM Crailo BV.

De gronden en opstallen in het plangebied zijn nog in eigendom van de gemeenten, waarbij in de Akte van toetreding volmacht is verleend aan GEM Crailo BV voor wat betreft beheer en onderhoud. De gronden zijn nog niet overgedragen vanwege de huidige fasering van het project (planfase) en een discussie over de wijze (fiscaal traject) waarop de grondroutering wordt vormgegeven.

De gemeente Hilversum staat voor 45% (€ 9 miljoen) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit.

Omdat GEM Crailo BV op dit moment de gronden nog niet van de gemeentes heeft afgenomen, is de kredietfaciliteit nog niet door de GEM Crailo BV aangesproken en is het risico met betrekking tot een aanspraak op de borgstellingen zodoende nog niet aanwezig.

b

R181

Het failliet gaan van GEM Crailo BV

€ 0

€ 450

10%

De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo met een waarde van grofweg € 82 miljoen op zich genomen met een winstgevend resultaat. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. De gemeente Hilversum is voor 45% aandeelhouder in deze uitvoerende GEM Crailo BV. De gronden en opstallen in het plangebied zijn nog in eigendom van de gemeenten, waarbij in de Akte van toetreding volmacht is verleend aan GEM Crailo BV voor wat betreft beheer en onderhoud.

Strikt genomen beperkt het direct financiële risico van Hilversum zich tot de deelneming in de BV (45%; € 450).

Het risico van deze deelneming hangt nauw samen met (het resultaat van) de intergemeentelijke grondexploitatie, de daarin opgenomen risico- en gevoeligheidsanalyse en de door GEM Crailo BV ter zake genomen en te nemen beheersmaatregelen incl. de (nadere) inrichting van de governance structuur.

De hoogte van eventuele verliezen en de noodzaak van kapitaalstortingen zullen actueel worden bij het vaststellen van de jaarrekeningen over 2020. Dit gaat derhalve spelen in de eerste helft van 2021. Om deze reden vermelden wij het totale risico van de deelneming in GEM Crailo BV als minimaal.

Deze pagina is gebouwd op 11/12/2020 10:02:52 met de export van 11/12/2020 09:47:04