Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
Deze paragraaf beschrijft, naast de wettelijk verplichte financiële kengetallen, de voor de gemeente Hilversum relevante financiële risico’s. Door inzicht in de individuele risico's en het risicoprofiel als geheel wordt de gemeente in staat gesteld om op verantwoorde wijze besluiten te nemen. Zo kan worden geborgd dat de risico’s nu en de risico’s gerelateerd aan toekomstige investeringen in verhouding staan tot de vermogenspositie van de gemeente.
Om inzicht in de risico’s van de gemeente te kunnen verkrijgen, is er een risico-inventarisatie uitgevoerd. Het totaal van geïnventariseerde risico’s vormt het risicoprofiel, waarover in deze paragraaf verslag wordt gedaan. Op basis van het risicoprofiel is tevens het weerstandsvermogen berekend: de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit. In deze paragraaf wordt ook teruggekeken op het meest recent gepresenteerde weerstandsvermogen, in dit geval de Jaarstukken 2019, om bijzonderheden met betrekking tot de ontwikkeling van het weerstandsvermogen eruit te lichten.
Doorontwikkeling Risicomanagement 2020
Eind 2019 is de gemeente gestart met het verder professionaliseren van het risicomanagement. Het doel is om risicomanagement als integraal onderdeel in de gemeente in te bedden. Zo wordt het mogelijk om bij besluitvorming eventuele risico’s tijdig te signaleren en op een juiste wijze te wegen. Met het toeslaan van de Coronacrisis is begin 2020 versneld overgegaan op het inventariseren, simuleren en analyseren van risico’s aan de hand van de strategisch risicomanagement software van Naris. Met deze overgang van de voorheen analoge naar nu digitaal gesimuleerde analyse van de risico’s is ook de opzet en inhoud van deze paragraaf gewijzigd ten opzichte van de voorgaande begrotingen en jaarstukken.
Incidenteel & structureel
Het voorheen gehanteerde onderscheid incidenteel en structureel is, zowel in de benadering van risico’s als van de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit, vervallen. Een risicoanalyse is een momentopname die gekwantificeerd wordt ten opzichte van de lopende begroting en is gebaseerd op aannames over de (nabije) toekomst op basis van de omstandigheden op dat moment. Op het moment dat een risico optreedt, zal de dan beschikbare weerstandscapaciteit worden aangesproken. Een risicogevolg kan eenmalig (incidenteel) of terugkerend (structureel) van aard zijn. In beide gevallen zal het gevolg bij eerste optreden door de beschikbare weerstandscapaciteit worden opgevangen, maar dienen daaropvolgende eventuele structurele gevolgen in de begroting te worden opgenomen. De beschikbare weerstandscapaciteit zal zodoende niet structureel voor een opgetreden risico worden aangesproken.
Berekening beschikbare weerstandscapaciteit
Ten opzichte van voorgaande begrotingen en jaarstukken is de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit veranderd. Met het vervallen van het onderscheid incidenteel en structureel wordt de stelpost autonome ontwikkelingen niet meer opgenomen in de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit. Deze stelpost is een buffer voor ontwikkelingen in toekomstige jaren. In de meerjarenraming is de stelpost voor het eerste jaar benut (staat zodoende op € 0) en staat deze voor de drie toekomstige jaren geraamd. Omdat het weerstandsvermogen een momentopname is die betrekking heeft op de stand van dat moment, biedt die buffer geen oplossing voor risico’s die zich in het lopende jaar voor zouden doen.
Berekening benodigde weerstandscapaciteit
Ook de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit is anders dan voorheen. Dit bedrag werd berekend als de som van alle gekwantificeerde risico’s conform de formule ‘kans maal impact’. Een dergelijke berekening houdt er geen rekening mee dat niet alle risico’s tegelijkertijd zullen optreden en dat ze niet altijd optreden voor het maximale bedrag. De risico’s konden niet gesimuleerd worden. Met het in gebruik nemen van de software van Naris is hier verandering in gekomen.
Naris maakt een Monte Carlo analyse van de risico’s. De analyse baseert zich op de risico kwantificering zoals die naar aanleiding van de risicogesprekken in Naris zijn ingevoerd. Een Monte Carlo analyse is een simulatietechniek waarbij voor een risico verschillende scenario’s worden doorgerekend; Naris gaat uit van 100.000 scenario’s per risico. Het doorrekenen van alle risico’s resulteert in een grafiek die laat zien wat de benodigde weerstandscapaciteit is, tegen verschillende zekerheidspercentages, om de risico’s af te kunnen dekken. In Nederland is het gebruikelijk het bedrag aan te houden waarmee 90% van de mogelijke scenario’s uit een dergelijke analyse afgedekt kan worden. De overige 10% van de scenario’s van een dergelijke analyse, doorgaans de ‘staart’ van de grafiek, wordt beschouwd als zeer extreem en daarmee onwaarschijnlijk. Door uit te gaan van 90% is er sprake van een hoog zekerheidspercentage, zonder de extreme scenario’s mee te nemen.
Geconsolideerde risico’s
Verschillende risico’s zijn onderling vergelijkbaar omdat ze bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een bepaald thema of risicogebied. Naris maakt het mogelijk om dergelijke losse risico’s te groeperen in zogeheten geconsolideerde risico’s en als groep te kwantificeren. Zo wordt duidelijker zichtbaar hoe een bepaalde categorie risico’s zich tot het gehele risicoprofiel verhoudt. Een geconsolideerd risico bestaat altijd uit losse onderliggende risico’s. Op basis van de actualisatie en kwantificering van die losse onderliggende risico’s stelt Naris, ook hier weer aan de hand van simulaties, een ‘groep-kwantificering’ voor welke vervolgens middels een risicogesprek wordt beoordeeld. In deze paragraaf zal voor het eerst gebruik worden gemaakt van een aantal van deze geconsolideerde risico’s.
Risicobeschrijvingen
Om de paragraaf compacter en leesbaarder te maken, zijn de risicobeschrijvingen aanvullend op de paragraaf als bijlage bij de begroting opgenomen. De focus van risicomanagement binnen de gemeente en deze paragraaf verschuift van de details van de individuele risico’s naar een overkoepelende blik op en analyse van het risicoprofiel. Dit maakt de ingezette ontwikkeling van risico-inventarisatie naar strategisch risicomanagement zichtbaar.
Weerstandsvermogen en risicomanagement
Risicomanagement is het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met, en het beheersen van, risico’s. Een risico is een onzekere gebeurtenis met mogelijke (positieve of negatieve) gevolgen voor de gemeente. Risicogevolgen kunnen van diverse aard zijn, bijvoorbeeld: beleidsmatig, imago-gerelateerd of financieel. Met betrekking tot het weerstandsvermogen ligt de focus op de financiële gevolgen van risico’s. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de mate waarin de gemeente in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering ervan in gevaar komt.
Beleidskader
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2018. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
- Uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen worden in de begroting opgenomen. In dit kader worden jaarlijks gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt – in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering – in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat voorspelbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
- Risico’s – onzekere gebeurtenissen met gevolgen voor de gemeente – worden in beeld gebracht en gekwantificeerd. Het risicoprofiel wordt opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing van de begroting of de jaarrekening.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door onvermijdelijke ontwikkelingen op te nemen in de begroting in plaats van in het risicoprofiel (pijler 1), wordt het mogelijke beroep op de algemene reserve verkleind.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen bestaat uit twee componenten:
- de beschikbare weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er beschikbaar om risico’s op te vangen en
- de benodigde weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er nodig om de geïdentificeerde risico’s op te kunnen vangen
Voordat we uitvoeriger ingaan op de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit presenteren we hieronder het weerstandsvermogen zoals berekend voor de begroting 2021:
Weerstandsvermogen is | Beschikbare weerstandscapaciteit | is | 82.168 | is | 27,7 |
---|---|---|---|---|---|
Benodigde weerstandscapaciteit | 2.965 |
Hieruit blijkt dat de weerstandsfactor uitkomt op 27,7 en krijgt daarmee de classificatie “uitstekend”. Vanwege de gewijzigde berekeningsmethodes van zowel de beschikbare als de benodigde weerstandscapaciteit laat het huidige weerstandsvermogen zich moeilijk met een voorgaande weerstandsfactor vergelijken. In deze paragraaf zullen de verschillen desondanks zo goed mogelijk worden geduid.
Ten tijde van de jaarstukken 2019 kwam de factor nog uit op 24,9. De stijging van het weerstandsvermogen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een lagere benodigde weerstandscapaciteit. Deze is het gevolg van het enerzijds anders berekenen van het risicoprofiel (door middel van simulaties) en anderzijds van het categoriseren (consolideren) van risico’s. Het risicoprofiel zal verderop in de paragraaf worden toegelicht.
De berekening van de weerstandscapaciteit is, net zoals een risicoprofiel, te allen tijde een momentopname. Zowel de benodigde weerstandscapaciteit (het risicoprofiel) als de beschikbare weerstandscapaciteit zijn namelijk gebaseerd op en afhankelijk van de omstandigheden en feiten zoals bekend op het moment van berekenen.
Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen vangen. De beschikbare weerstandscapaciteit voor 2021, inclusief het verloop vanaf begroting 2020, ziet er als volgt uit:
bedragen x 1.000 | |||
Beschikbare weerstandscapaciteit | begroting | jaarstukken | begroting |
Totaal reserves | 80.157 | 81.247 | 69.575 |
Onvoorzien | 150 | 150 | 100 |
Budget nieuwe kansen | 100 | 100 | - |
Stelpost autonome ontwikkelingen | 2.250 | 2.250 | - |
Onbenutte belastingcapaciteit | 12.977 | 11.826 | 12.493 |
Totaal | 95.634 | 95.573 | 82.168 |
Ten opzichte van de begroting 2020 en de jaarstukken 2019 is de beschikbare weerstandscapaciteit met € 13,4 miljoen afgenomen:
- De voornaamste afname wordt met € 11,7 miljoen veroorzaakt door de stand van de reserves. Het grootste aandeel van deze afname ligt bij het rekeningresultaat 2019 na bestemming (€ 6,2 miljoen). Daarnaast heeft onder andere het instellen van de Covid-19 reserve in 2020 (€ 2,7 miljoen) hieraan bijgedragen.
- Zoals eerder in deze paragraaf beschreven wordt de stelpost autonome ontwikkelingen (€ 2,3 miljoen) niet meer meegerekend tot de beschikbare weerstandscapaciteit.
- In de raadsvergadering van 3 juni 2020 is besloten dat het budget nieuwe kansen geen vast bedrag meer is. Per jaar zal worden vastgesteld welk budget er in de begroting voor wordt opgenomen. Wel blijft het, net als voorheen, onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. In de begroting 2021 is het budget nieuwe kansen echter € 0 en draagt deze zodoende bij aan een verlaging van de beschikbare weerstandscapaciteit.
- Tot slot is het budget voor onvoorzien in begroting 2021 verlaagd ten opzichte van de begroting 2020.
Benodigde weerstandscapaciteit - risicoprofiel
De benodigde weerstandscapaciteit heeft betrekking op het bedrag dat nodig is om de geïdentificeerde risico’s financieel af te dekken. Aan de hand van de individuele kwantificering per risico die uit de risicogesprekken voort is gekomen, zijn de risico’s 100.000x gesimuleerd. Om het bedrag voor de benodigde weerstandscapaciteit op basis van het risicoprofiel vast te stellen, houden we de in Nederland gebruikelijke norm aan van het in 90% van de scenario’s kunnen afdekken van de risico’s. In het huidige risicoprofiel komt dat neer op € 3 miljoen:
|
|
---|
In de onderstaande tabel wordt het verloop van de benodigde weerstandscapaciteit geschetst. Hier is echter de kanttekening van toepassing dat het bedrag voor 2021, in verband met de nieuwe berekenmethode zoals eerder toegelicht, niet één op één vergelijkbaar is met de bedragen in de begroting 2020 en de jaarstukken 2019.
bedragen x 1.000 | |||
Benodigde weerstandscapaciteit | begroting | jaarstukken | begroting |
Totaal | 5.226 | 3.840 | 2.965 |
Top 10 risico's
De afzonderlijke risico’s maken ieder een specifiek deel uit van de totaal benodigde weerstandscapaciteit: het ene risico heeft een grotere invloed dan het andere. Het onderstaande overzicht toont de tien grootste risico’s van het huidige risicoprofiel met de hoogste bijdrage aan de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit (van grootste naar kleinste invloed).
Top | Risico Nr. | Invloed (%) | Risico |
---|---|---|---|
1 | R100 | 23,6% | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand |
2 | R99 | 14,7% | Meer gebruik van voorzieningen WMO |
3 | R98 | 10,9% | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg |
4 | R103 | 10,2% | Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU) |
5 | R206 | 9,7% | Tegenvallende ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico) |
6 | R205 | 8,8% | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) |
7 | R204 | 7,3% | Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (geconsolideerd risico) |
8 | R106 | 4,6% | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting) |
9 | R202 | 3,2% | Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen (geconsolideerd risico) |
10 | R197 | 2,4% | Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit |
Overige | 4,6% | Diverse |
Toelichting risicoprofiel
De top 10 maakt zichtbaar hoe het risicoprofiel en de benodigde weerstandscapaciteit is opgebouwd.
Het aandeel van het Sociaal Domein is groot: de top 3 bestaat volledig uit risico’s vanuit het Sociaal Domein. De risico’s met betrekking tot de bijstand, de WMO en de Jeugdzorg zijn goed voor zo’n 49% van het risicoprofiel. Hoewel het beleid is gericht op het beperken van meerkosten binnen deze regelingen, bijvoorbeeld door in te zetten op het stimuleren van uitstroom wat betreft de BUIG en bij de Jeugdzorg door te investeren in jeugdhulp in de preventieve sfeer, zijn er externe factoren in het spel die moeilijk te beïnvloeden zijn. Dit maakt de risico’s moeilijk beheersbaar. Dat de budgetten voor het Sociaal Domein onder druk staan is een actueel landelijk thema. Hoe deze zich de komende tijd en jaren gaan ontwikkelen is nu nog moeilijk te voorspellen. In de Begroting 2021 zijn de budgetten voor deze onderdelen sterk verhoogd naar aanleiding van de kostenontwikkeling in 2020. De kwantificering van deze risico’s wordt te allen tijde afgezet tegen de kosten- en budgetontwikkelingen en taakstellingen van dat moment.
Ten opzichte van de Jaarstukken 2019 zijn er twee nieuwe risico’s geïdentificeerd die ook in deze top 10 terecht zijn gekomen: Verbonden Partijen en Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald, respectievelijk met 7e en 8e notering in de top 10. Beide zijn geconsolideerde risico’s. Deze nieuwe risico’s zijn het resultaat van het proces van verdere professionalisering van risicomanagement en de risico-gesprekken die hebben plaatsgevonden. De nadruk daarin heeft vooral gelegen op het contextualiseren van het huidige risicoprofiel: hoe actueel zijn de aannames en kwantificering in de reeds geïdentificeerde risico’s nog in het kader van de huidige omstandigheden en welke nieuwe risico’s worden er gezien.
Wat betreft de verbonden partijen valt op dat, hoewel de kans van optreden van de meeste van de zeven individuele onderliggende risico’s in het huidige risicoprofiel klein wordt ingeschat (10 à 30%), er toch een wezenlijke kans is dat in deze categorie als geheel een risico zal optreden. Met het benoemen van het risico met betrekking tot de taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden de actuele uitdagingen van de meerjarenbegroting gezamenlijk scherp gehouden. De uitdagingen in dit kader liggen in de taakstellingen binnen het Sociaal Domein en in de opbrengsten uit de verkoop van vastgoed, die zich op dit moment vanwege de onzekere economische ontwikkelingen als gevolg van de Coronacrisis moeilijk voor 2021 laten voorspellen.
Het geconsolideerde risico Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen, op de 9e plek in het huidige risicoprofiel, behoeft ook toelichting. In dit geconsolideerde risico zijn de risico’s samengevoegd die in het teken staan van borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen. Deze werden voorheen als losse risico’s opgenomen. De kans inschattingen van die losse opgenomen risico’s zijn allemaal laag (voornamelijk tussen de 1 à 5% en één risico 10%) maar hebben elk grote financiële gevolgen op het moment dat ze zouden optreden (variërend tussen € 1,5 en € 5,5 miljoen). De kans van optreden van één of meerdere risico’s in deze categorie is echter heel klein. Door deze nu als geconsolideerd risico op te nemen en de kans en impact van optreden op deze categorie als geheel te wegen, is de totale benodigde weerstandscapaciteit van deze risico’s kleiner geworden. Ter vergelijking: deze categorie beslaat nu 3,2% van de benodigde weerstandscapaciteit, ten tijde van de Jaarstukken 2019 was dat 15%. Deze risico’s staan door ze te consolideren nu beter in verhouding tot het gehele risicoprofiel.
Covid-19
Risico’s die betrekking hebben op directe gevolgen van de Coronacrisis en eerste lockdown in 2020 zijn niet opgenomen in dit ‘reguliere’ risicoprofiel ten behoeve van de begroting 2021. Om directe verbanden tussen oorzaak en gevolg scherp te definiëren, zijn de gevolgen van de Covid-19 crisis en eerste lockdown in 2020 geclassificeerd als ‘Covid-19 2020’ risico’s. Deze hebben betrekking op de begroting 2020. Risico’s als gevolg van een mogelijke recessie dan wel economische crisis die op diens beurt het gevolg is van de Covid-19 crisis in 2020, zijn echter geclassificeerd als ‘reguliere’ risico’s en opgenomen in het risicoprofiel van deze paragraaf. De aanstaande recessie dan wel economische crisis zal bepalend zijn voor het ‘nieuwe normaal’ van onze werkelijkheid en de (financiële) mogelijkheden die er binnen die ‘nieuwe normaal’ zijn.
Dat de ‘Covid-19 2020’ risico’s geen onderdeel uitmaken van het ‘reguliere’ risicoprofiel betekent echter niet dat ze geen invloed hebben op de berekening van het weerstandsvermogen. De reserve Covid-19 wordt onder andere gewogen aan de hand van de Financiële impactanalyses Covid-19, waar de Covid-19 2020 risico’s aan ten grondslag liggen. De stand van de Covid-19 reserve is opgenomen in het ‘totaal reserves’ welke onderdeel is van de beschikbare weerstandscapaciteit van deze paragraaf.
Financiële Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De kengetallen zullen in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie van de gemeente. De financiële positie is geen doel op zich maar moet altijd worden bekeken in samenhang met de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden, wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
JS2019 | B2020 | B2021 | B2022 | B2023 | B2024 | ||
1 | netto schuldquote | 80% | 76% | 88% | 90% | 93% | 99% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 78% | 75% | 87% | 88% | 91% | 98% |
3 | solvabiliteitsratio | 25% | 25% | 20% | 20% | 20% | 19% |
4 | grondexploitatie | 3% | 0% | 1% | -1% | 0% | 0% |
5 | structurele exploitatieruimte | -2,0% | 0,1% | -0,9% | 0,1% | -0,1% | 0,7% |
6 | belastingcapaciteit | 104% | 102% | 102% | 106% | 108% | 108% |
1. Netto schuldquote
Betekenis . De netto schuldquote geeft inzicht in de mate waarin de schuldenlast drukt op de exploitatie. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 88% in 2021 en valt in de categorie ‘minst risicovol’. In de jaren 2021-2024 is een oplopende reeks te zien waardoor de netto schuldquote vanaf 2022 verschuift naar categorie B. Deze verschuiving is met name het gevolg van een verwachte stijging van het investeringsvolume in de komende jaren. Deze voorspelling loopt vooruit op en is onderhevig aan besluitvorming omtrent de investeringen zoals nu opgenomen in het IP 2022-2024, waaronder kleine spoorbomen, zwembad en Arenapark. In dit IP zijn de investeringen voor het Stationsgebied en het huisvestingsplan nog niet opgenomen omdat die nog niet volledig zijn uitgewerkt ten tijde van het opstellen van de begroting.
Wij zijn van mening dat we echter ook met een netto schuldquote percentage van 100% nog steeds aan de veilige kant zitten: ruim binnen de marge voldoende (categorie B), waarbij de bovengrens op 130% ligt.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis . Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt, punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling . Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is vrijwel gelijk aan die van het eerste kengetal: goed, met een toelichting op de prognose van de percentages van 2022-2024 gelijk als bij kengetal 1.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter.
Solvabiliteit is in de private sector van groter belang dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Derhalve beschouwen we de solvabiliteitsratio van minder belang en kijken we vooral naar het kengetal netto schuldquote.
Beoordeling. Het percentage in deze begroting is 20% en valt in de tussencategorie B. Wij blijven aandacht hebben voor dit kengetal. Dit kengetal wordt in combinatie met de ratio weerstandsvermogen beoordeeld. Het streven is om categorie B als minimale norm te stellen voor beide individuele ratio’s (categorie B ratio weerstandsvermogen = 1,4-2,0 “ruim voldoende”) maar vooral ook te kijken naar de onderliggende verhouding. Als de solvabiliteitsratio bijvoorbeeld onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen is matig, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen onvoldoende zijn. Als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen ruim voldoende, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen toch voldoende kunnen zijn. Aangezien de weerstandsratio als “uitstekend” te kwalificeren valt, beoordelen wij de uitkomst van beide ratio’s in samenhang als goed.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis . Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee. Hoe lager dit percentage is, hoe minder risico de gemeente loopt.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt 1% en ligt ruim onder het percentage van 20%, die in de handreiking van de provincie als meest gunstige wordt beoordeeld. De toekomstig te openen Grex Stationsgebied zal echter van invloed zijn op dit kengetal. De impact hiervan is nog niet bekend.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis . De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal schommelt de komende jaren rond de 0%. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is dat, als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening kan ontstaan.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis . Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor 2021 ligt de uitkomst op 102%. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum vlak boven het landelijk gemiddelde (is 100%) liggen. Het gevolg hiervan is dat er weinig politieke ruimte is voor lastenverhoging, bijvoorbeeld als dekking van tegenvallers of nieuw beleid. Aan het verloop in de jaren 2022 tot en met 2024 kan nu nog weinig betekenis worden ontleend. In dit kengetal worden het OZB-tarief, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing vergeleken met het landelijk gemiddelde. In onze tarieven houden wij rekening met inflatie, maar voor het landelijk gemiddelde gebruiken wij voor de jaren 2020 tot en met 2023 hetzelfde tarief, namelijk het laatste bekende gemiddelde tarief uit 2020. Wij gaan bij de beoordeling uit van het begrotingsjaar 2021 en kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Geen van de kengetallen wordt beoordeeld als onvoldoende. Daarnaast laat het weerstandsvermogen zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Concluderend beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” zodoende als goed.